Stellendam v.v.
Tijdens "een moment van overweldigend vaarverlangen" was ik naar Makkum gereden, had ik de boot bevoorraad en was ik vertrokken richting Texel. Het tij zat mee, het was bezeild, ik zag geen ene boot en er gebeurde weinig. Ik kwam aan in een verlaten haven, er was niemand op de kade. Zeven kilometer hardgelopen rond de Ottersaat, lekker gedouched, maaltijdje opgewarmd. Niemand. Ghost town.
Andere ochtend eieren met spek, zak bammetjes, thermosje thee, en een uurtje voor hoogwater vertrokken met een noord 3 in de rug. Boven Den Helder gaat het tij meewerken en spoel ik langzaam richting Noordzee. Een onderzeeboot neemt deel aan schietoefeningen voor de Erfprins. Ruim 25 jaar geleden heb ik nog rondleidingen gegeven op deze zelfde boot.
Ik probeer nog wat extra van de uitgaande stroming te profiteren door vlak onder Kaap Hoofd door te varen, maar het lijkt weinig uit te halen. Ik heb inmiddels de fok uitgeboomd want het gaat recht voor de wind. Eenmaal om de hoek zet ik de spinnaker en ik heb het niet door dat ik over de Bollen van Kijkduin vaar. Er ligt een hogedrukgebied boven Noorwegen dat zorgt voor een noordelijke stroming en het zal een lange tijd zo blijven. Dit levert fris, rustig weer. Ik begin af te kruisen en het eerste stuk gaat tussen twee offshore windparken door: de windparken 'Prinses Amalia' en 'Egmond aan Zee'. Ik had altijd gedacht: leuk om door zo'n windmolenpark heen te kunnen varen, maar ik kan inmiddels eigenlijk geen windmolen meer zien dus ik hou ze ver op afstand. Het grootste stuk doe ik op de automaat, maar sommige stukken ook op de hand. Lekker rustig.
Ik was van plan om achterlangs een derde windmolenpark te varen, maar dat gaat te lang duren. Ik zet directe koers op Scheveningen, leg de boot bij, warm wat eten op en maak een thermosje. Het gaat een latertje worden. Ik heb inmiddels de spinnaker weer opgeruimd en heb beide zeilen over stuurboord. Ik kan niet te diep varen want dan zit de fok in de luwte, en ik wil hem niet uitbomen want ik wil 's nachts niet de kuip uit. Dus ik moet nog een paar klappen maken. De wind draait een beetje naar het noord-oosten, dus dat helpt, maar op een gegeven moment kom ik toch in ondieper water met meer golfslag, dus ik gijp naar een koers richting de buitenste ankerplaats, waar allemaal zeeschepen liggen te ankeren. 's Nachts zijn afstanden minder makkelijk in te schatten en lijkt alles dichterbij. Dus niet lang daarna leg ik toch een koers voor die naar de verkenner (uiterton) van Scheveningen moet voeren.
Bijna een half uur zit ik te turen naar die ton. Hij zou een wit Iso.4s licht hebben: 2 seconden aan, 2 seconden uit. Er liggen een paar kardinale tonnen ook wit te knipperen, en er is best wel wat deining; af en toe is een heel stuk horizon donker, wanneer ik in een golfdal zit, en als je eruit moet moet je weer gaan zoeken. Als ik de uiterton eindelijk te pakken heb ben ik al snel doorgeschoten tot onder de lichtenlijn die de haven van Scheveningen in voert. Plots moet ik scherp aan de wind gaan varen om terug te komen in de lichtenlijn. Lekker met de zeilen aan de weer, opsturen tegen de vloedstroom uit het noorden, even handsturen. Dan gaat binnen het AIS alarm af en maakt een stuk horizon zich los en schuift de zee op. Het is een werkschip met veel lichten aan dek. Toch even naar binnen en op de AIS kijken. Het is de Amazone, een baggerschip. Vreemd tijdstip om uit baggeren te gaan, maar goed, hij is voorbij er zijn geen andere schepen zichtbaar. Terug naar de lichtenlijn. Dan zit de Amazone weer schuin achter me met een schijnwerper te schijnen. Irritant hoor. Ik geef ze wat ruimte en ze gaan weer voorbij. Als ze vervolgens weer draaien en weer met die schijnwerper beginnen, roep ik ze op op kanaal 16 en vraag ze of er iets is wat ze me willen zeggen. Lang verhaal kort, ze willen dat ik op kanaal 21 kom, het havenkanaal. Ze zijn daar 24/7 aan het baggeren en gaan telkens heen en weer naar dat buitengaatse ankergebied om de bagger te storten. Ik rol de fok in, zet de motor aan, schuif de haven in, haal het grootzeil neer en leg hem om 00:30 aan een opportune vingerpier. Toch duurt het tot 02:30 voor ik de oogjes sluit.
Andere dag de Scheveningse haven verkend. Happening place, speciale boten, charmante barista's en trendy muziek. Een rubberbootje is jachten aan het verslepen; ik groet ze. Als ik in de Jumbo loop belt de havenmeester of ik ook de boot wil verleggen, want er wordt een ponton de haven in gesleept. Had je dat niet eerder kunnen zeggen. Als ik de Jumbo uitkom zie ik het ponton komen voor een sleper, met een joekel van een kraan erop. Een paar ruwe types staan te zwaaien en te schreeuwen; ik maan ze tot rust met een gebaar. Ik maak los en krijg te horen dat ik hem in de passantenkom moet leggen. Het overmaatse, wit lillende plastic schijnt me driedubbelliggend tegemoet. Ik kom achteruitvarend terug, keer om en vaar weg van de jachthaven. Vanaf het ponton komen verexcuserende geluiden en gebaren. Ik roep de verkeerscentrale op, en als 'de doorgang' vrij is, vaar ik in een stuk de haven uit, zet ik de zeilen, ruim de boodschappen in en maak een stapel bammetjes. Pffff...
Door de Maasmond heen de boot opgeruimd en wat gegeten. Het AIS alarm gaat af als een loodsboot met hoge snelheid aan komt stuiven, maar hij stopt en gaat weer terug naar zee. Het lijkt me dat loodsen wat hoger in de pikorde zitten, maar dat die gasten die die bootjes sturen net jonge honden zijn als de loods van boord is. Ik kruis af tot aan het Slijkgat en om 16:00 uur ben ik bij de uiterton. Ik was gewaarschuwd voor de diepte in het Slijkgat, dus ik stuur het hele stuk met de hand en met het oog op de dieptemeter. Het hele stuk hou ik minstens 2 meter onder de kiel. De zee boven de geul sist en danst als de heksen in Macbeth. De haveningang van Stellendam is een zoekplaatje, dat pas op het allerlaatste moment duidelijk wordt. Als ik er door ben zie ik van afstand dat net de brug dichtklapt. Ik roep de sluiswachter op en die zegt dat hij eerst een hele cyclus moet draaien. Ik leg aan en ruim de boot op. Tot mijn verbazing staat de sluis plots op groen, terwijl de brug nog dicht is. Het duurt een paar tellen voor ik besef dat ik met mijn mast onder die brug door pas. Daarom vroeg de sluiswachter me om mijn masthoogte. De digitale aanduiding naast de brug geeft 12.4 meter aan, bijna een meter hoger dan mijn mast. Maar zo voelt het niet! Vlak voor de brug leg ik de boot helemaal stil en kruip ik vooruit. De antennespriet op de mast blijft vrij, maar bij elke H-balk van de brug stoort de radio.
Het is even voor 7 als ik bij de jachthaven aankom en op de meldsteiger aanleg. Ik bel de havenmeester en hij zegt dat ik daar wel een nachtje kan blijven liggen. Ik leg de telefoon neer en besef dat deze gast me niet gaat bellen in de Jumbo. Ik haal diep adem - het is lekker rustig en weids hier. De afgelopen twee dagen had ik eigenlijk een beetje last van koppijn. Ik neem een goeie douche, maak een goeie maaltijd en ga om 10 uur ter kooi. Ik slaap het klokje rond.
Comments